Ontmoet je innerlijke criticus.

Waarom huren we een innerlijke criticus in om ons te beschermen? Tijd om die op z’n plaats te zetten en ons zelfbeeld en onze eigenwaarde terug in eigen handen te nemen. 

Hallo en maak kennis met onze innerlijke criticus. Hij ziet er een beetje griezelig uit en niet echt iemand om te vriend te hebben. Hij hangt als een donkere schaduw over ons of zit als een duivel op onze linkerschouder. Ik vergelijk hem graag met een gremlin, van de gelijknamige film van de jaren tachtig: schattige huisdiertjes die verworden zijn tot gruwelijke monstertjes.

Maar dat was dus niet altijd zo. Ooit waren ze dat schattige huisdiertje. Onze beste en intiemste vriend die ons hielp om onze weg te vinden in de grote onbekende wereld.

Toen we nog kind waren, was onze eigenheid nog duidelijk aanwezig in zijn totaliteit: onze authenticiteit bestond uit spontaneïteit, vreugden en magie en evengoed uit angsten, twijfels en zorgen. We waren argeloos, speels en avontuurlijk, net zozeer als we terughoudend, afwachtend en timide konden zijn. Maar we hadden ook diepste gevoelens, behoeften en driften, al begrepen we daar toen nog niets van. Maar het maakte wel deel uit van wie waren. We waren onszelf in z’n geheel. Wholeness.

Alleen, niet alles van onze persoonlijkheid paste in het plaatje dat onze ouders, onze leerkrachten op school, onze leiders en leidsters in de scouts,… graag zagen. Daarom probeerden zij allemaal om ons te modelleren naar een “goed” mens die paste binnen hun normen en waarden en die van de maatschappij van toen. Voor onze bestwil gaven ze ons voortdurend –bewust en onbewust- instructies over hoe je te gedragen: hoe we ons dienden te kleden, te eten, de straat over te steken, een gesprek te voeren, beleefd te zijn, eerlijk te zijn,…

  • Doe dit!
  • Doe dat!
  • Doe dat vooral niet!
  • Laat dit!
  • Laat dat!
  • Laat dat vooral niet!

Een overvloed aan regeltjes die we maar best volgden om in het plaatje te passen. Zoniet kregen we bedenkelijke blikken, opmerkingen, sloegen we een belachelijk figuur, werden we uitgelachen, kregen we straf of werden zelfs uitgesloten. En dat deed pijn, diep vanbinnen, en we ontwikkelden schaamte voor zaken die we zogenaamd fout deden. Want we wilden er zo graag bijhoren en het werd duidelijk dat dit enkel kon door vooral zaken die ons diepste ik weerspiegelden, niet meer te doen of te tonen.

Om ons bij die moeilijke opdracht te helpen kwam onze goeie vriend de innerlijke criticus op de proppen. Hij hielp ons om die pijn en die schaamte niet meer te hoeven voelen door ons ‘vooraf’ te waarschuwen voor de regeltjes. Om te vermijden dat we boze blikken, zouden krijgen, een cadeautje of een complimentje zouden mislopen of straf zouden krijgen nam onze innerlijke criticus dus de stem van onze begeleiders over:

  • Doe dit!
  • Doe dat!
  • Doe dat vooral niet!
  • Laat dit!
  • Laat dat!
  • Laat dat vooral niet!

En gelukkig maar, dat kwetsbare kind in ons was blij met de nieuwe bondgenoot: ons kwetsbare kind wou namelijk geen pijn en schaamte ervaren en was blij dat de innerlijke criticus daarbij hielp. Dat heeft ons een tijd lang erg geholpen en ons heel wat miserie bespaard. Ons kwetsbare kind voelde zich veilig bij de innerlijke criticus en vertrouwde blindelings op deze nieuwe vriend: hij toonde tijdig aan wanneer de situatie onveilig werd en fluisterde ons in om ons gedrag aan te passen en zo te vermijden dat we gekwetst zouden worden of er niet bij hoorden.

Alleen,… onze vriend nam zijn taak iets te serieus en hij merkte dat die positie hem macht gaf over ons. Langzaam en ongemerkt is hij dan ook doorgeslagen in een kleine innerlijke dictator om ons te laten voldoen aan alle regeltjes van de anderen en onze omgeving. Oude regeltjes van toen we nog kind waren.

Voor de innerlijke criticus is het nooit genoeg. Hij is nog steeds voortdurend bezig met wat anderen van ons zullen denken. Hij houdt ons in de gaten en tikt ons voortdurend op de vingers. Daardoor krijgen we voortdurend het gevoel tekort te schieten, het niet goed te doen, niet genoeg te zijn. En onze innerlijke criticus is genadeloos, harteloos en gemeen geworden: hij controleert ons doen en laten soms heel dominant en soms heel stiekem en verdoken. Soms slaat hij keihard toe met fysieke vernederingen en andere keren terroriseert hij ons mentaal opdat we zouden blijven gehoorzamen.

Na al die jaren kent onze innerlijke criticus ons door en door, weet hoe we ons vanbinnen voelen en wanneer we kwetsbaar zijn: hij kent ons schaamte en onze pijn, maar ook onze afwijkende gedachten, verlangens, driften en gevoelens. Hij veroordeelt die en spreekt er kwaad over. Hij maakt er ons zo bang voor opdat we er met niemand zouden over praten, opdat niemand ons en onze diepste verlangens zou ‘ontmaskeren”. Hij maakt ons wijs dat “onszelf zijn” het ergste is dat ons kan overkomen en we dat koste wat het kost hebben te vermijden om erbij te kunnen horen. Kortom, hij voedt onze schaamte over onze diepste kern, over onze authentieke ik, over onze diepste gevoelens, behoeften en driften. Ons kwetsbare kind wordt zo voortdurend mishandeld, klein en bang gehouden om in het oude beeld te passen dat onze ouders en de maatschappij van een “goed mens” hadden. Hij drijft het zelfs zover dat hij ons het gevoel geeft dat we niet verdienen om er te zijn en dat we ons zelfs moet verontschuldigen voor wie we zijn.

Uit schrik voor de doemscenario’s waar onze innerlijke criticus het voortdurend over heeft, hebben we die delen van ons ‘authentieke ik’, met onze passies, magie en diepste driften en verlangens dan maar beknot en verstoten in een poging om er te mogen bijhoren.

Onze innerlijke criticus is de bron van ons gebrek aan eigenwaarde geworden. Hoewel we ondertussen volwassen geworden zijn, houdt hij ons in de positie van het kleine bange, kwetsbare kind. Hoe groter zijn aanvallen, hoe dieper we ons kwetsbare ik wegstoppen om het te beschermen; minder tegen de buitenwereld, maar vooral tegen wat de innerlijke criticus ons allemaal wijsmaakt.

Maar verdient die innerlijke criticus nog wel de plaats die hij zichzelf toeëigent? Misschien is de tijd rijp om stop te zeggen tegen die venijnige dictator en hem zijn plaats te geven die hem toekomt. We kunnen opstaan en ruimte te maken voor ons authentieke zelf: met alle aspecten van wie we zijn. We hebben onszelf te beschermen in plaats van daarvoor de innerlijke criticus in te huren. We hebben ons ‘anders zijn’ en onze verstoten ikken naar boven te halen en die te laten groeien en bloeien. Onze spontaneïteit, verlegenheid, afhankelijkheid, onze angsten, twijfels, vreugden en magie, onze argeloosheid, speelsheid en avontuurlijke ik,… Al die verstoten aspecten die ons kwetsbare kind in zich draagt, mogen ook het daglicht zien en we mogen tonen we wie helemaal zijn (wholeness).

In het land der blinden is eenoog koning. Dus zolang wij niet zien wie we echt zijn, wat we zelf willen en wat goed voelt voor ons én daar grenzen durven te stellen, zal de innerlijke criticus dat voor ons blijven doen. We hebben die daar echter niet meer voor nodig. Hij kan zeker nog dienst doen voor andere zaken, maar niet meer om voor ons innerlijke kwetsbare kind te zorgen. Dat kunnen we echt zelf wel. En beter, liefdevoller, respectvoller.

 

foto: gettyimages


Squid Game. Erbij horen, maar tot welke prijs?

De Netflixreek “Squid Game” over onschuldige spelletjes met wreedaardige afloop is een gruwelijke spiegel van ons diepste innerlijke verlangen. De realiteit lijkt alvast even absurd als de fictie. 

De berichten over de reeks Squid Game op Netflix waren een paar dagen niet uit de media weg te slaan. De ontzetting ging niet zozeer over de reeks zelf, maar wel over het kopieergedrag op speelplaatsen. Hoe absurd het ook is, eigenlijk spelen ze gewoon hun eigen kinderspelletjes zoals 1-2-3 piano of touwtrekken,… Alleen is er die perverse twist waarbij de spelletjes niet onschuldig eindigen. In de reeks gaat men er onverbiddelijk aan. Men wordt koudweg afgemaakt en geëlimineerd. Op de speelplaats zou er fysiek afgerekend worden met slagen of psychologische druk. Bij het lezen van al die verontwaardiging en die meningen bleef bij mij de vraag hangen: waarom toch: waarom laten kinderen zich verleiden om hier in mee te spelen.

In Squid Game gaan 456 mensen in op het aanbod om mee te spelen. Ze zitten elk tot over hun oren in de schulden en raken alleen maar dieper in de problemen. Hun enige uitweg is de grote geldpot die beloofd wordt aan het einde van het macabere traject. Voor elke dode die er valt, wordt een gigantisch doorzichtig spaarvarken dat hen letterlijk boven het hoofd hangt, gevuld met extra geld. Veel geld. Dat is de gouden wortel die hen voorgehouden wordt en die hen doet volhouden om de schijnbaar onschuldige opdrachten met gruwelijke afloop toch te doorlopen. Maar wat dan met de kinderen, vroeg ik me af. Hoe komt het dat ook kinderen gruwelijke gevolgen willen aanvaarden en hierin meestappen. Een mogelijk antwoord kreeg ik pas tijdens het bekijken van nog een paar afleveringen.

De makers laten de deelnemers niet zomaar in een aantal afleveringen een aantal spelletjes spelen en klaar. Al in de tweede aflevering krijgen de deelnemers een zogenaamd democratische keuze om zich als groep naar huis stemmen en het spel te beëindigen. Zonder consequentie. Er is discussie, verdeeldheid en angst, maar ten slotte kiezen ze er met een nipte meerderheid voor om het spel toch te beëindigen.

We zien hen vervolgens terug in de reële wereld, elk in hun eigen habitat die er allesbehalve rooskleurig uitziet. Vrij snel lopen ze opnieuw gebukt onder hun zware financiële problemen. Die zijn zo hoog dat ze na een tijd inzien dat de kans om in het spel het gigantische spaarvarken te winnen veel groter is dan de kans om te overleven in de reële wereld. En een grote groep laat zich dan ook terugbrengen naar het spel.

Zo lijkt het althans. En toch zit de drijfveer dieper dan puur financieel. Het is niet (alleen) het geld en de mogelijke schuldaflossing die hen terugdrijft. De troosteloze situatie van elk van de personages toont een diepgewortelde eenzaamheid. Het zijn outsiders geworden die geen plek meer hebben in het systeem en ook niet meer in hun familie. Ze zijn verstoten, horen nergens meer thuis en kunnen nauwelijks nog ergens heen. En laat daarachter nu een van de meest fundamentele drijfveren van een mens zijn. Van ons allemaal: belonging. Erbij willen horen. Door het absurde spel mee te spelen maken de deelnemers in de reeks de kans om het verleden uit te wissen en er terug bij te horen in de maatschappij, maar vooral bij de mensen die hen dierbaar zijn. En daar hebben ze veel voor over, ze hebben toch niets meer te verliezen.

De reeks typeert dus een heel diepmenselijk, en maatschappelijk fenomeen. Onze hang naar steeds meer, onze bereidheid om zo hard te werken tot we in burnout gaan, onze verbetenheid om alles goed te willen doen, ons perfectionisme, ons uiterlijk vertoon, onze posts op sociale media zijn allemaal ontsproten uit de existentiële angst om er niet bij te horen. Doen we met z’n allen niet enorm ons best om erbij te horen in die flashy perfecte wereld die we samen scheppen en hooghouden? We hebben er fysiek en mentaal zelfs heel veel voor over, getuige het aantal gevallen van burnout, cijfers rond mentale gezondheidsproblemen, de statistieken rond zelfmoordcijfers etc. En rond die problematiek zit een grote roze strik die dit alles ‘normaal’ doet lijken. Net zoals in de reeks, waar alles even absurd in beeld is gebracht: afslachtingen in kleurrijke gestileerde settings, de weg naar de vrijheid die via een strak hiërarchisch, organisatiesysteem verloopt die bij momenten aan een vernietigingskamp doet denken. Een vernietigingskamp in pastelkleuren waar je bijna vrolijk van wordt. En een heerlijk groot spaarvarken dat binnen bereik hangt.

Verblind door de verpakking aanvaarden we de gruwel. Gevoed door onze existentiële angst om er niet bij te horen.

Ik vroeg me dus af waarom kinderen zich op de speelplaats lieten verleiden tot spelletjes met een vernederende afloop. Zij hebben geen gigantisch spaarvarken dat lonkt en er werd in geen enkel bericht vermeld wat de wortel is die hen voorgehouden werd. Ik heb het antwoord niet. En ook nergens gelezen. Voor sommigen zal het de kick zijn, het gevaar kan voor hen niet groot genoeg zijn. De uitdaging wordt daardoor alleen maar aantrekkelijker. Maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het “erbij horen” op die leeftijd zeker meespeelt. En dan is achteraf een slag in het gezicht het dat blijkbaar waard…

Misschien moet onze verontwaardiging over het kopieergedrag van kinderen eerder plaats maken voor een verontwaardiging over wat we er zelf allemaal voor over hebben om erbij te horen, opdat de kinderen dat niet meer hoeven kopiëren…

foto: Netflix