Ontmoet je innerlijke criticus.

Waarom huren we een innerlijke criticus in om ons te beschermen? Tijd om die op z’n plaats te zetten en ons zelfbeeld en onze eigenwaarde terug in eigen handen te nemen. 

Hallo en maak kennis met onze innerlijke criticus. Hij ziet er een beetje griezelig uit en niet echt iemand om te vriend te hebben. Hij hangt als een donkere schaduw over ons of zit als een duivel op onze linkerschouder. Ik vergelijk hem graag met een gremlin, van de gelijknamige film van de jaren tachtig: schattige huisdiertjes die verworden zijn tot gruwelijke monstertjes.

Maar dat was dus niet altijd zo. Ooit waren ze dat schattige huisdiertje. Onze beste en intiemste vriend die ons hielp om onze weg te vinden in de grote onbekende wereld.

Toen we nog kind waren, was onze eigenheid nog duidelijk aanwezig in zijn totaliteit: onze authenticiteit bestond uit spontaneïteit, vreugden en magie en evengoed uit angsten, twijfels en zorgen. We waren argeloos, speels en avontuurlijk, net zozeer als we terughoudend, afwachtend en timide konden zijn. Maar we hadden ook diepste gevoelens, behoeften en driften, al begrepen we daar toen nog niets van. Maar het maakte wel deel uit van wie waren. We waren onszelf in z’n geheel. Wholeness.

Alleen, niet alles van onze persoonlijkheid paste in het plaatje dat onze ouders, onze leerkrachten op school, onze leiders en leidsters in de scouts,… graag zagen. Daarom probeerden zij allemaal om ons te modelleren naar een “goed” mens die paste binnen hun normen en waarden en die van de maatschappij van toen. Voor onze bestwil gaven ze ons voortdurend –bewust en onbewust- instructies over hoe je te gedragen: hoe we ons dienden te kleden, te eten, de straat over te steken, een gesprek te voeren, beleefd te zijn, eerlijk te zijn,…

  • Doe dit!
  • Doe dat!
  • Doe dat vooral niet!
  • Laat dit!
  • Laat dat!
  • Laat dat vooral niet!

Een overvloed aan regeltjes die we maar best volgden om in het plaatje te passen. Zoniet kregen we bedenkelijke blikken, opmerkingen, sloegen we een belachelijk figuur, werden we uitgelachen, kregen we straf of werden zelfs uitgesloten. En dat deed pijn, diep vanbinnen, en we ontwikkelden schaamte voor zaken die we zogenaamd fout deden. Want we wilden er zo graag bijhoren en het werd duidelijk dat dit enkel kon door vooral zaken die ons diepste ik weerspiegelden, niet meer te doen of te tonen.

Om ons bij die moeilijke opdracht te helpen kwam onze goeie vriend de innerlijke criticus op de proppen. Hij hielp ons om die pijn en die schaamte niet meer te hoeven voelen door ons ‘vooraf’ te waarschuwen voor de regeltjes. Om te vermijden dat we boze blikken, zouden krijgen, een cadeautje of een complimentje zouden mislopen of straf zouden krijgen nam onze innerlijke criticus dus de stem van onze begeleiders over:

  • Doe dit!
  • Doe dat!
  • Doe dat vooral niet!
  • Laat dit!
  • Laat dat!
  • Laat dat vooral niet!

En gelukkig maar, dat kwetsbare kind in ons was blij met de nieuwe bondgenoot: ons kwetsbare kind wou namelijk geen pijn en schaamte ervaren en was blij dat de innerlijke criticus daarbij hielp. Dat heeft ons een tijd lang erg geholpen en ons heel wat miserie bespaard. Ons kwetsbare kind voelde zich veilig bij de innerlijke criticus en vertrouwde blindelings op deze nieuwe vriend: hij toonde tijdig aan wanneer de situatie onveilig werd en fluisterde ons in om ons gedrag aan te passen en zo te vermijden dat we gekwetst zouden worden of er niet bij hoorden.

Alleen,… onze vriend nam zijn taak iets te serieus en hij merkte dat die positie hem macht gaf over ons. Langzaam en ongemerkt is hij dan ook doorgeslagen in een kleine innerlijke dictator om ons te laten voldoen aan alle regeltjes van de anderen en onze omgeving. Oude regeltjes van toen we nog kind waren.

Voor de innerlijke criticus is het nooit genoeg. Hij is nog steeds voortdurend bezig met wat anderen van ons zullen denken. Hij houdt ons in de gaten en tikt ons voortdurend op de vingers. Daardoor krijgen we voortdurend het gevoel tekort te schieten, het niet goed te doen, niet genoeg te zijn. En onze innerlijke criticus is genadeloos, harteloos en gemeen geworden: hij controleert ons doen en laten soms heel dominant en soms heel stiekem en verdoken. Soms slaat hij keihard toe met fysieke vernederingen en andere keren terroriseert hij ons mentaal opdat we zouden blijven gehoorzamen.

Na al die jaren kent onze innerlijke criticus ons door en door, weet hoe we ons vanbinnen voelen en wanneer we kwetsbaar zijn: hij kent ons schaamte en onze pijn, maar ook onze afwijkende gedachten, verlangens, driften en gevoelens. Hij veroordeelt die en spreekt er kwaad over. Hij maakt er ons zo bang voor opdat we er met niemand zouden over praten, opdat niemand ons en onze diepste verlangens zou ‘ontmaskeren”. Hij maakt ons wijs dat “onszelf zijn” het ergste is dat ons kan overkomen en we dat koste wat het kost hebben te vermijden om erbij te kunnen horen. Kortom, hij voedt onze schaamte over onze diepste kern, over onze authentieke ik, over onze diepste gevoelens, behoeften en driften. Ons kwetsbare kind wordt zo voortdurend mishandeld, klein en bang gehouden om in het oude beeld te passen dat onze ouders en de maatschappij van een “goed mens” hadden. Hij drijft het zelfs zover dat hij ons het gevoel geeft dat we niet verdienen om er te zijn en dat we ons zelfs moet verontschuldigen voor wie we zijn.

Uit schrik voor de doemscenario’s waar onze innerlijke criticus het voortdurend over heeft, hebben we die delen van ons ‘authentieke ik’, met onze passies, magie en diepste driften en verlangens dan maar beknot en verstoten in een poging om er te mogen bijhoren.

Onze innerlijke criticus is de bron van ons gebrek aan eigenwaarde geworden. Hoewel we ondertussen volwassen geworden zijn, houdt hij ons in de positie van het kleine bange, kwetsbare kind. Hoe groter zijn aanvallen, hoe dieper we ons kwetsbare ik wegstoppen om het te beschermen; minder tegen de buitenwereld, maar vooral tegen wat de innerlijke criticus ons allemaal wijsmaakt.

Maar verdient die innerlijke criticus nog wel de plaats die hij zichzelf toeëigent? Misschien is de tijd rijp om stop te zeggen tegen die venijnige dictator en hem zijn plaats te geven die hem toekomt. We kunnen opstaan en ruimte te maken voor ons authentieke zelf: met alle aspecten van wie we zijn. We hebben onszelf te beschermen in plaats van daarvoor de innerlijke criticus in te huren. We hebben ons ‘anders zijn’ en onze verstoten ikken naar boven te halen en die te laten groeien en bloeien. Onze spontaneïteit, verlegenheid, afhankelijkheid, onze angsten, twijfels, vreugden en magie, onze argeloosheid, speelsheid en avontuurlijke ik,… Al die verstoten aspecten die ons kwetsbare kind in zich draagt, mogen ook het daglicht zien en we mogen tonen we wie helemaal zijn (wholeness).

In het land der blinden is eenoog koning. Dus zolang wij niet zien wie we echt zijn, wat we zelf willen en wat goed voelt voor ons én daar grenzen durven te stellen, zal de innerlijke criticus dat voor ons blijven doen. We hebben die daar echter niet meer voor nodig. Hij kan zeker nog dienst doen voor andere zaken, maar niet meer om voor ons innerlijke kwetsbare kind te zorgen. Dat kunnen we echt zelf wel. En beter, liefdevoller, respectvoller.

 

foto: gettyimages


Squid Game. Erbij horen, maar tot welke prijs?

De Netflixreek “Squid Game” over onschuldige spelletjes met wreedaardige afloop is een gruwelijke spiegel van ons diepste innerlijke verlangen. De realiteit lijkt alvast even absurd als de fictie. 

De berichten over de reeks Squid Game op Netflix waren een paar dagen niet uit de media weg te slaan. De ontzetting ging niet zozeer over de reeks zelf, maar wel over het kopieergedrag op speelplaatsen. Hoe absurd het ook is, eigenlijk spelen ze gewoon hun eigen kinderspelletjes zoals 1-2-3 piano of touwtrekken,… Alleen is er die perverse twist waarbij de spelletjes niet onschuldig eindigen. In de reeks gaat men er onverbiddelijk aan. Men wordt koudweg afgemaakt en geëlimineerd. Op de speelplaats zou er fysiek afgerekend worden met slagen of psychologische druk. Bij het lezen van al die verontwaardiging en die meningen bleef bij mij de vraag hangen: waarom toch: waarom laten kinderen zich verleiden om hier in mee te spelen.

In Squid Game gaan 456 mensen in op het aanbod om mee te spelen. Ze zitten elk tot over hun oren in de schulden en raken alleen maar dieper in de problemen. Hun enige uitweg is de grote geldpot die beloofd wordt aan het einde van het macabere traject. Voor elke dode die er valt, wordt een gigantisch doorzichtig spaarvarken dat hen letterlijk boven het hoofd hangt, gevuld met extra geld. Veel geld. Dat is de gouden wortel die hen voorgehouden wordt en die hen doet volhouden om de schijnbaar onschuldige opdrachten met gruwelijke afloop toch te doorlopen. Maar wat dan met de kinderen, vroeg ik me af. Hoe komt het dat ook kinderen gruwelijke gevolgen willen aanvaarden en hierin meestappen. Een mogelijk antwoord kreeg ik pas tijdens het bekijken van nog een paar afleveringen.

De makers laten de deelnemers niet zomaar in een aantal afleveringen een aantal spelletjes spelen en klaar. Al in de tweede aflevering krijgen de deelnemers een zogenaamd democratische keuze om zich als groep naar huis stemmen en het spel te beëindigen. Zonder consequentie. Er is discussie, verdeeldheid en angst, maar ten slotte kiezen ze er met een nipte meerderheid voor om het spel toch te beëindigen.

We zien hen vervolgens terug in de reële wereld, elk in hun eigen habitat die er allesbehalve rooskleurig uitziet. Vrij snel lopen ze opnieuw gebukt onder hun zware financiële problemen. Die zijn zo hoog dat ze na een tijd inzien dat de kans om in het spel het gigantische spaarvarken te winnen veel groter is dan de kans om te overleven in de reële wereld. En een grote groep laat zich dan ook terugbrengen naar het spel.

Zo lijkt het althans. En toch zit de drijfveer dieper dan puur financieel. Het is niet (alleen) het geld en de mogelijke schuldaflossing die hen terugdrijft. De troosteloze situatie van elk van de personages toont een diepgewortelde eenzaamheid. Het zijn outsiders geworden die geen plek meer hebben in het systeem en ook niet meer in hun familie. Ze zijn verstoten, horen nergens meer thuis en kunnen nauwelijks nog ergens heen. En laat daarachter nu een van de meest fundamentele drijfveren van een mens zijn. Van ons allemaal: belonging. Erbij willen horen. Door het absurde spel mee te spelen maken de deelnemers in de reeks de kans om het verleden uit te wissen en er terug bij te horen in de maatschappij, maar vooral bij de mensen die hen dierbaar zijn. En daar hebben ze veel voor over, ze hebben toch niets meer te verliezen.

De reeks typeert dus een heel diepmenselijk, en maatschappelijk fenomeen. Onze hang naar steeds meer, onze bereidheid om zo hard te werken tot we in burnout gaan, onze verbetenheid om alles goed te willen doen, ons perfectionisme, ons uiterlijk vertoon, onze posts op sociale media zijn allemaal ontsproten uit de existentiële angst om er niet bij te horen. Doen we met z’n allen niet enorm ons best om erbij te horen in die flashy perfecte wereld die we samen scheppen en hooghouden? We hebben er fysiek en mentaal zelfs heel veel voor over, getuige het aantal gevallen van burnout, cijfers rond mentale gezondheidsproblemen, de statistieken rond zelfmoordcijfers etc. En rond die problematiek zit een grote roze strik die dit alles ‘normaal’ doet lijken. Net zoals in de reeks, waar alles even absurd in beeld is gebracht: afslachtingen in kleurrijke gestileerde settings, de weg naar de vrijheid die via een strak hiërarchisch, organisatiesysteem verloopt die bij momenten aan een vernietigingskamp doet denken. Een vernietigingskamp in pastelkleuren waar je bijna vrolijk van wordt. En een heerlijk groot spaarvarken dat binnen bereik hangt.

Verblind door de verpakking aanvaarden we de gruwel. Gevoed door onze existentiële angst om er niet bij te horen.

Ik vroeg me dus af waarom kinderen zich op de speelplaats lieten verleiden tot spelletjes met een vernederende afloop. Zij hebben geen gigantisch spaarvarken dat lonkt en er werd in geen enkel bericht vermeld wat de wortel is die hen voorgehouden werd. Ik heb het antwoord niet. En ook nergens gelezen. Voor sommigen zal het de kick zijn, het gevaar kan voor hen niet groot genoeg zijn. De uitdaging wordt daardoor alleen maar aantrekkelijker. Maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het “erbij horen” op die leeftijd zeker meespeelt. En dan is achteraf een slag in het gezicht het dat blijkbaar waard…

Misschien moet onze verontwaardiging over het kopieergedrag van kinderen eerder plaats maken voor een verontwaardiging over wat we er zelf allemaal voor over hebben om erbij te horen, opdat de kinderen dat niet meer hoeven kopiëren…

foto: Netflix


Het succes van “Sex education” zit ‘m niet in de seks.

De Netflixreeks “Sex education” is meer dan alleen een hilarische reeks over seksuele opvoeding. Naast de humor, de ongegeneerde openheid en een herkenbare onbeholpenheid toont de reeks ons ook de sleutel tot onze diepste verlangens.

Toegegeven, ik ben een late Netflixkijker. Meestal is een serie al een paar jaar uit vooraleer ik ze ontdek. Ik ben ook niet het type binge watcher. En wanneer ik dan toch aan een hele reeks blijf hangen en er alles van wil zien, vraag ik me dan ook af wat me nu zo triggert. En bij “Sex education” werd het me gisteren duidelijk: het gaat volop over het thema waar ik mee bezig ben.

Het is een bij momenten hilarische reeks over seksuele opvoeding en seksuele maturiteit of net het gebrek daaraan. “Sex education” haalt het doorgaans als gênant beschouwd onderwerp uit de taboesfeer en laat het zien via vaak klungelende personages. Elk personage -jong en oud- kampt op zijn of haar manier met seksbeleving en dat vergroot de herkenbaarheid. Maar de reeks klopt helemaal door de juiste dosis humor en luchtigheid.

Het hoofdpersonage Otis, een jonge tiener, is niet alleen compleet onervaren op seksgebied in een wereld waarin iedereen perfect lijkt om te kunnen met seks. Hij schaamt zich ook over zijn moeder, een sekstherapeute, en haar zogenaamd vrijelijke omgang met seks. Als kijker merken we achter haar openheid ook veel onbeholpenheid. Ze heeft niet bepaald een stabiel seks- en liefdesleven en ze voedt haar zoon vrij technisch op vanuit haar medische expertise. Zelfs een (seks)experte blijkt ook maar een zoekende mens…

En hoewel Otis zich als tiener verzet tegen alles waar zijn moeder voor staat, heeft hij toch met haar veel gemeen. Hij blijkt een natuurtalent te zijn in het geven van seksueel advies. Wanneer hij erachter komt dat zijn leeftijdsgenoten, hoe bedreven ook in seks, wel ergens last van hebben, dient zich een opportuniteit aan. Op aanraden van zijn stiekeme liefde Maeve starten ze samen een business in sekstherapie op school: zij runt de praktische kant, hij doet de therapiesessies. Allerlei problemen rond seksbeleving passeren op grappige manier de revue, maar andere verhaallijnen tonen ook schrijnende, herkenbare ervaringen als pesten, uit de kast komen, depressie, seksueel misbruik.

En toch is het volgens mij niet het thema of de herkenbare ervaringen als gêne, preutsheid of seksuele vrijheid e.a. die je aan de reeks bindt. De heerlijke humor, de onuitputtelijke resem openlijk besproken seksproblematieken en de soms wat karikaturale maar toch menselijke personage zijn allemaal het kader voor een heel ander verhaal. Een verhaal over onze kwetsbaarheid. Het thema seks legt de kwetsbaarheid van de mens bloot, daar waar diezelfde mens zelf in zijn/haar blootje staat. Het leent zich namelijk perfect om gevoelens als onbeholpenheid, schaamte, angst, erbij willen horen, zich anders voelen, zich sterker voordoen,… ongegeneerd aan bod te laten komen. Het is vooral daarin dat we onszelf herkennen.

De Amerikaanse sociologe Brené Brown doet al jaren onderzoek naar kwetsbaarheid en schreef er verschillende boeken over. In een notedop: kwetsbaarheid is de emotie die we ervaren in tijden van onzekerheid, risico en emotionele blootstelling. Het is op die momenten dat we het gevoel hebben dat we geraakt kunnen worden in onze diepste kern, nl. verbondenheid met de ander. Onze grootste schrik is om er niet bij te horen of liefde van anderen niet waard te zijn. En om er toch maar bij te mogen horen, zetten we een pantser van ego, stoerdoenerij, perfectie, onaantastbaarheid, cynisme en ironie,… op, waarmee we willen proberen bewijzen: ik kan het wel en ik ben het waard. Innerlijk gaat dat met nogal wat emoties gepaard zoals eenzaamheid, angst, twijfel, teleurstelling, schuld, schaamte,… Om die ervaringen niet te moeten voelen, verdoven we die emotie door de vlucht te nemen of troost te zoeken in drank, comfortfood, drugs, roken, excuses en leugens, exces,… Het komt allemaal aan bod in de reeks, soms subtiel, soms expliciet.

Wat we op zo’n momenten nodig hebben, is de moed om ons te laten zien zoals we zijn, authentiek en in al onze imperfectie. Maar we hebben dat eerst zelf te erkennen. “Ons gevoel erbij te horen,” aldus Brown, “kan nooit groter zijn dan de mate waarin we onszelf accepteren.”

De momenten waarin de reeks, de verhaallijnen en de plot even stilvallen en een diepere laag aanboren, zijn die waarop de personages kwetsbaarheid écht toelaten. Het moment waarop ze hun masker of harnas afleggen en hun diepste binnenste verlangens of gebreken durven tonen. En dat is niet het moment waarop ze de stap durven zetten naar Otis als zelfverklaarde sekstherapeut en hun seksprobleem te durven toegeven. Maar wel wanneer ze aan zichzelf durven toegeven wat er werkelijk speelt. Zo is er het wat zonderlinge tienermeisje dat aan iedereen die ze passeert kurkdroog vraagt “Will you have sex with me”. De drang om seks te hebben op die leeftijd drijft haar bijna tot wanhoop. Maar wanneer ze uiteindelijk de kans heeft en de setting voor haar perfect is, blijkt het niet te lukken. ‘Vaginitis’ oordeelt Otis, de angst om de controle los te laten die overslaat op haar vagina en dus niets binnenlaat. Hij neemt haar mee op een heuvel waar ze beiden in volle snelheid met de fiets afdenderen om van hun probleem af te raken. Beiden, want ook deze zelfverklaarde therapeut heeft aan zichzelf te werken. Het eindigt in een pijnlijke valpartij, waarna hij haar uitgeput vraagt van waar toch die drang komt om koste wat het kost seks te hebben.  In een fractie van een seconde valt alles stil en kan ze ook aan zichzelf toegeven: Ik ben bang om alleen achter te blijven in een wereld waarin iedereen vooruit lijkt te gaan. En je voelt als kijker, net zoals Otis: dat is de kern en tegelijk het begin van de oplossing van haar probleem.

En zo zijn er vaker kleine momenten waar het er echt toe doet: een eerlijkheid ten opzichte van zichzelf en erkenning van de diepere verlangens. Waar er de schaamte en het harnas plaats maakt voor liefde en verbondenheid. En daar worden we als kijker ons bewust van onze eigen kern, van ons eigen diepe verlangen naar liefde en verbondenheid. Op die momenten valt het verhaal net lang genoeg stil om bij de kijker een innerlijk rimpeleffect teweeg te brengen terwijl het verhaal al weer verder dendert in al zijn hilariteit. Hoewel “Sex education” over seksuele opvoeding gaat, leert het ons tegelijk om onze kwetsbaarheid te voelen en te (her)ontdekken en geeft het ons hopelijk meer moed om kwetsbaarheid zelf vaker op te zoeken of toe te laten.

foto: Netflix


Terug naar het werk, maar niet om te werken

We breken ons soms al de kop over de vraag hoe de puzzel moet gelegd worden van wie in de toekomst telewerkt en wie op de werkvloer komt werken. In deze blog bespreek ik dat we ons mogelijk niet de juiste vraag stellen.

Vorige week gaf ik een training over het motiveren van medewerkers in tijden van telewerk. De meest voorkomende bezorgdheid of uitdaging was om informele momenten te creëren. Geen evidentie in een context waarbij we elkaar niet meer aan het koffieapparaat treffen of niet eens meer even bij elkaar aan bureau kunnen langslopen. Je voelt dus veel minder aan wat er gaande is in het team. Waardevolle informatie gaat daarmee verloren of wordt niet gedeeld en leidt tot processen die moeizamer lopen, sluimerende problemen of dalende individuele motivatie.

En ik hoor steeds meer klagen over de schermtijd en de stroeve communicatie via scherm. Videocalls blijken niet bevorderlijk voor persoonlijke of informele gesprekken. Zelfs feedbackgesprekken worden tot een minimum herleid of uitgesteld omdat men ervan uitgaat dat het te moeilijk is om feedback te geven via scherm. Tot op een zekere hoogte klopt dat ook. Het is niet aan te raden om negatieve evaluaties online af te handelen. Voor zulke extreme situaties is het toch aangewezen om live af te spreken, al was het tijdens een wandeling. In alle andere gevallen is het scherm geen excuus om elkaar geen feedback meer te geven of om de informaliteit uit de weg te gaan.

Integendeel, uit de praktijk van de deelnemers van mijn training bleek het teamwork sinds corona gestegen te zijn bij die leidinggevenden die meer ingezet hebben op het contact met de individuele leden van het team. Meer bilaterale contacten en meer online informele gesprekken leidt tot betere teamproductiviteit: hogere toewijding, drang om samen oplossingen te zoeken voor de uitdagingen en om gezamenlijk doelen te realiseren.

De grote hamvraag in de training bleek echter: wat na corona? Hoe gaan we om met de situatie zodra er opnieuw versoepelingen komen en men weer naar het werk mag gaan. Acht op de tien deelnemers had hierover nog niet nagedacht of had het er met het team nog niet over gehad. En toch is dit een belangrijke vraag die een grote impact zal hebben en dus duidelijke afspraken vereist. Je hoort wel vaker dat mensen die thuis een comfortabele werkcontext hadden, liever thuis willen blijven werken, gezien de voordelen die dat met zich meebrengt. Waarom naar het werk gaan voor zaken die je ook thuis blijkt te kunnen doen. Anderen, die het moeilijker hadden om zich thuis te organiseren, zullen op z’n minst een combinatie overwegen.

De vraag die gesteld dient te worden is niet: wie wil op welke dagen thuiswerken en op welke dagen naar het werk komen? Belangrijker is om zich als team af te vragen waarom we terug naar het werk zouden gaan. Wat is de reden waarom we ons engageren om toch weer de file of de vroeger treinrit te trotseren, los van alle voordelen die telewerk ons bracht? En het antwoord zou kunnen liggen in de gemiste informaliteit van de online werkcontext. Misschien gaan we in de toekomst niet meer naar het werk om te werken, maar om elkaar terug te zien, voor de tussendoorgesprekken en voor de teamcohesie. Misschien gaan we dus net niet terug naar het werk om te werken, maar wel om contacten te leggen en om datgene wat in een videocall verloren gaat op te pikken en te bestendigen. We blijven thuis om te werken en komen naar de werkvloer om menselijke connectie maken.

De vraag naar de reden waarom we terug naar het werk zouden gaan, kan maar beter snel gesteld worden, want het denkwerk en de afspraken daarrond zullen ook hun tijd vragen. Het is tegelijk een vraag die vooruit doet denken, die doet dromen. Gezamenlijk als team. Een heerlijk verbindende oefening die perfect online kan gebeuren, los van alle praktische en pragmatische teamvergaderingen!


Het jaar van de kwetsbaarheid #1

“Het  jaar van de kwetsbaarheid,” zo heb ik 2020 uitgeroepen voor mezelf en mijn business. Een onderzoek naar hoe het anders kan.

En laat ik een eerste mythe ontkrachten: ik ben er fundamenteel van overtuigd dat kwetsbaarheid wel degelijk een sterkte is, in tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen. Door net te durven aangeven dat je het niet weet, dat je iets niet kan, dat iets moeilijk voor je is, creëer je een mogelijkheid tot verbinding met je gesprekspartner, want je appelleert onbewust aan gelijkaardige gevoelens.

Uiteraard bestaat de kans op mislukking, afwijzing en gekwetst te worden. Wanneer je daar echter op focust, kom je nooit tot actie of trek je de mislukking net aan. Dus het vraagt moed om erover te praten en te geloven dat het goed komt, ook al voelt dat ongemakkelijk, pittig of ronduit onaangenaam.

Laat ik dan maar meteen met de deur in huis vallen: ik ben zelf geen specialist in het kwetsbaar opstellen van mezelf en wil dat ook niet pretenderen te zijn. Niet op professioneel vlak en ook niet privé. Of toch niet altijd. Wel in veilige contexten. Maar zodra er bepaalde zaken spelen, merk ik dat ik mezelf moet dwingen om die moed op te brengen, en dat lukt niet altijd. Elementen als ego en status, veiligheid of harmonie,… zitten mij in de weg zitten. Zo heeft dit project een jaar nodig gehad om het levenslicht te zien. Een jaar nadat ik het idee had voor dit project heb ik mijn moed bijeengeraapt en een collega gebeld om te vragen waarom het mij niet lukt om mijn project in de wereld te zetten. Dat durven toegeven was al een belangrijke stap maar die wel tot een diepgaand gesprek heeft geleid, waarbij ik merkte dat ik met een belemmerende overtuiging zat, nl. ik zou eerst zelf expert in kwetsbaarheid moeten zijn om recht van spreken te hebben. Dat ben ik niet en dat hoef ik ook niet te zijn. Voilà, bij deze is dat uit de wereld geholpen.

Daarnaast stootte ik op argwaan bij mensen die mij hoorden praten over een term als kwetsbaarheid. Over “kwetsen”, “kwetsuren” of mogelijk onderliggende trauma’s praat men niet zo graag of gemakkelijk. Ze gaf me de mogelijkheid: “Ofwel zoek je een andere term als ‘dekmantel’ voor je project en probeer je zo je project verkocht te krijgen, ofwel ga je gewoon voluit voor je ding en confronteer je de mensen met jouw overtuiging dat kwetsbaarheid een kracht is om verbinding te maken en er dus maar beter over gepraat kan worden. Ik werd helemaal warm van dat laatste en de kogel was door de kerk.

Recent hoorde ik een interessante quote in een Ted-talk over geluk: purpose is less about what you want than what you give. En ik ben ervan overtuigd dat ik iets kan bieden met dit project. Ik was vorig jaar op een event waarin 800 (!) managers, directeurs en CEO’s samen waren gekomen rond het thema leidinggeven vanuit het hart. Het was verrassend en tegelijk hartverwarmend om te zien hoeveel mensen op zoek zijn naar een andere manier van leidinggeven. Het sterkte mijn gevoel dat daarbuiten zoveel mensen hunkeren naar een andere manier van omgang met elkaar. Allemaal mensen die het ‘anders’ willen doen en geloven dat het kan. Ik hoop die golf van gelijkgezinden te helpen vergroten. Met dit traject wil ik mensen nieuwsgierig te maken, prikkelen en hen uitdagen om via kwetsbaarheid verbinding te durven maken.

Het wordt een traject van samen onderzoeken en op zoek gaan, zonder de uitkomst te kennen. Ook dat is een vorm van kwetsbaarheid: ik weet niet wat het gaat brengen, ik weet niet dat het gaat bieden, maar de reis als proces is belangrijker dan de bestemming.

Het traject zal bestaan uit reflecties, impressies, links en feiten over hoe we (anders kunnen) omgaan met kwetsbaarheid. Ik zal daarover blogs en artikels posten, interviews afnemen met mensen die in mijn ogen daar al bedreven in zijn (of lijken) enz.

Wil je dit traject volgen, schrijf je dan in op de nieuwsbrief en ontvang steeds de inspiratie wanneer die gepost wordt.

Laat hieronder weten wat jouw insteek was om dit te lezen, waarom jij dit traject wil volgen? Wat hoop jij te vinden of te halen uit dit traject. Ik laat me graag inspireren door jouw insteek.

0 Commentsjuli 16, 2020By Matthias Dusesoi

Van angst naar actie

Wat hebben je angsten jou in je zoektocht naar ander werk al opgeleverd? Is het niet tijd om deze in te ruilen voor een meer productieve mindset? In deze blog geef ik twee tips hoe je dit kan aanpakken.

Soms beseffen we dat ons werk niet meer de bevrediging geeft waar we naar op zoek zijn. We voelen dat we voor een uitdaging staan, of willen we een stap zetten. Alleen, het gebeurt niet. Er gebeurt niets. Er is iets dat ons tegenhoudt.

In vele gevallen gaat het om angst. Angst voor falen, angst voor afwijzing, angst om succes niet aan te kunnen, angst om alleen te zijn, angst voor het onbekende,… Angst is iets dat ons van oudsher stuurt en controleert. Vaak omdat we met die angsten zijn opgegroeid: ‘Pas op voor het trapje!’, ‘Pas op voor vreemde mensen!’, ‘Pas op voor een slecht rapport!’, … Wat bedoeld was als een beschermingsmechanisme tegen gevaar, heeft zich tegen ons gekeerd en zit ons nu vaak meer in de weg dan dat het ons vooruit helpt. Het verhindert ons om tot actie over te gaan.

Als een konijn naar een lichtbak staren we ons blind op onze angsten die ons verlammen en verhinderen om grootse dingen te doen. Maar datgene wat je aandacht geeft, wordt groter. Dus wanneer je al je aandacht op angst richt, wordt die alleen maar groter. Als je daarentegen je aandacht op je succes en het slagen van je opdracht of uitdaging richt, wordt de kans op slagen groter.

Net zoals bij een auto-ongeluk: wanneer je met je wagen begint te slippen, mag je niet kijken naar de boom of vangrail waar je vreest te zullen tegen botsen, want anders rij je er gegarandeerd recht op af. De kunst is om te kijken naar de richting waar je uit wil om net die boom of vangrail te vermijden. Door daarop te focussen, zullen je reflexen je onbewust leiden naar dat doel.

Twee belangrijke zaken helpen je om de focus weg te leiden van je angsten:

1.     Zet jezelf in een positieve, bevestigende YES!-modus. Ja, ik kan dat! Ja, ik ben het waard! Ja, ik mag er zijn! Ja, ik durf dat! Niet een eenmalig jezelf oppompen om iets aan te kunnen, maar een steeds weer herhaalde mantra, een kort geformuleerde bevestiging over jezelf die je steeds opnieuw voor jezelf herhaalt. Met overtuiging. Dit dient als tegenstem tegen de jarenlange negatieve innerlijke stem die je hebt gehoord en die je daarmee tegenspreekt. Het vraagt uithouding om dat te blijven herhalen tot wanneer je systeem dit kan aanvaarden en zich eigen maakt.

2.     Neem je doel voor ogen en visualiseer dat levendig: Waar wil je geraken? Hoe ziet dat resultaat eruit? Wat beleef en voel je wanneer je het bereikt hebt? Die focus dagelijks voor ogen nemen helpt je om energie op te doen vanuit je positieve intentie. Het geeft je goesting en zal je bewust en onbewust tot handelen aanzetten. Wanneer je doordrongen bent van die visualisatie, weet je waarom je doet wat je doet. Dit is een oefening die je elke ochtend voor het opstaan kan doen om de dag met een doel of een drive te beginnen.

Ben je op zoek naar begeleiding om je jobzoektocht te doen slagen? Neem dan contact met me op. Ik kan je helpen om samen je drempels en weerstand te achterhalen en benoemen opdat je ermee aan de slag kan.


10 vaardigheden voor een VUCA wereld

VUCA staat voor een wereld die Volatile (snel veranderend), Uncertain (onzeker), Complex en Ambiguous (vaag, dubbelzinnig) is. Het is een term die de wereld omschrijft waarin wij ons als mensen en organisaties op dit moment in bevinden. Dergelijke wereld vraagt een andere manier van werken: niet meer alles strak vastzetten in meerjarenplannen maar juist flexibel en visionair omgaan met interne en externe evoluties.

Om hieraan het hoofd te bieden kunnen deze eenvoudige tips jou als leidinggevende helpen:

1.     Benut je innerlijke vaardigheden en haal deze ook uit je medewerkers

2.     Zorg voor helderheid met een duidelijke, goed te begrijpen visie

3.     Buig dilemma’s om naar kansen en uitdagingen

4.     Visualiseer en beleef hetgeen je wil bereiken.

5.     Kijk naar de zaken zoals ze natuurlijk gegroeid zijn.

6.     Breng kalmte en rust opdat er terug constructief kan samengewerkt worden

7.     Wees authentiek en open zonder jezelf te willen promoten.

8.     Handel vanuit het ‘trial and error’-principe en pas aan waar nodig

9.     Gebruik sociale netwerken en/of zet ze zelf op.

10.  Vergroot en deel je kennis.

Zijn er tips die buiten jouw comfortzone liggen? Het loont de moeite deze eens onder begeleiding te bekijken en er samen aan te werken. Het kan voor jou de ontbrekende sleutel zijn om flexibeler in een steeds veeleisendere wereld te staan.


Meer mannen gevraagd.

De intervisie die ik laatst begeleidde was wel een bijzondere: de deelnemers waren allemaal vrouwen. Ik had voordien nog nooit een groep gefaciliteerd die uitsluitend uit vrouwen bestond. Uiteraard zijn er wel objectieve redenen denkbaar waarom er geen enkele man aanwezig was. Toch lag de vraag op ieders lippen, nl. of dit wel toeval was. Zijn vrouwen niet eerder dan mannen geneigd over zichzelf te reflecteren, om hun kwetsbaarheid in publiek te delen elkaar? Zullen vrouwen zich niet sneller laten coachen dan mannen?…

Ik ben ervan overtuigd dat die vraag voortkomt uit ons stereotype denken over beide seksen en ik geloof ook niet in die opdeling. Op het einde van de sessie waren alle deelneemsters enthousiast over de diepgang waarmee we naar hun uitdagingen hadden gekeken en hoe er op een respectvolle manier over elkaars situatie werd gesproken. Opnieuw werd de vraag gesteld of een portie testosteron in de groep de sessie niet anders had doen verlopen. Ook hier ben ik beducht voor onbewuste vooroordelen. Niet uit angst om zelf weggezet te worden als een mietje of een softie omdat ik zogenaamd het nodige testosteron niet leverde (been there…), maar omdat ik echt geloof dat dit voorbij gaat aan de mens zijn/haar ware, innerlijke energieën.

En uiteraard bestaat toeval niet: de eerstvolgende aflevering van de geweldige podcastreeks van Joke Oosters die ik beluisterde, ging toevallig over mannelijkheid en vrouwelijkheid in bedrijven. Ook bij de Ted Talks stootte ik toevallig (of niet) op een bijdrage van Michèle Mees met haar uitnodiging om op een meer vrouwelijke manier business te doen. Het is een thema dat blijkbaar op mijn pad moest komen. Ik ken er zelf nog weinig van, maar intuïtief voel ik al veel langer dat dit heel erg speelt in wie ik ben en hoe ik functioneer.

 

 

Het werd me in die twee bijdrages bevestigd dat het niet gaat om de clichés over mannen en vrouwen. Het draait om de verhouding tussen het mannelijke en het vrouwelijke, maar vooral over de gelijkwaardigheid van beide kwaliteiten. Dit durven herkennen in jezelf en dit kunnen toelaten zegt veel over wie je bent en hoe je met je energieën omgaat. En dat kan verschillen van moment tot moment, ook afhankelijk van de context. Uiteraard kunnen de deelneemsters van de intervisie in andere contexten perfect hun mannelijke energie laten zien: zij kunnen maar al te goed actiegericht en directief zijn, risico’s nemen en grenzen verleggen. Maar in de intervisie kozen zij voor reflectie, om echt te luisteren en te connecteren met de aanwezigen. Nadat we voldoende veiligheid hadden gecreëerd, hadden zij er in die veilige context geen moeite meer mee om hun twijfel en moeilijkheden als leidinggevende te tonen en bespreekbaar te maken. Vrouw zijn was geen criterium om deel te nemen aan de intervisie, maar het helpt wel wanneer je (ook als man) je vrouwelijke energie toelaat. Net zozeer is het mijn vrouwelijke energie die de meerwaarde en noodzaak van zo’n intervisies aanvoelt en die maakt dat ik daar volledig voor de deelnemers kan zijn. Maar het is mijn mannelijke energie die de acties en de doelen bepaalt om het te organiseren en die hen structuur en houvast biedt tijdens de sessie.

Misschien had ik wel teveel vanuit mijn vrouwelijke energie gecommuniceerd over de intervisies en sprak dit mannelijke leidinggevenden minder snel aan. Eén van de deelneemsters stuurde me nadien nog een mail. Vermoedelijk vanuit haar mannelijke energie adviseerde ze me om in mijn communicatie mannen meer uit te dagen, nl. dat intervisie er is voor leidinggevenden die nìet bang zijn om hun aanpak te verbeteren door hun praktijk in vraag te stellen en hun kwetsbaarheid met collega’s op gelijkaardige positie te delen. En ik denk dat ze een punt heeft. En ze trof daarmee de kern van een boek over kwetsbaarheid van Bréné Brown dat mij al weken bezighoudt: de angst om kwetsbaarheid toe te laten en hoe moeilijk wij, vrouwen én mannen, het daarmee hebben.

Maar los daarvan was het al bij al wel grappig: hoewel een intervisie onder vrouwen de deelneemsters duidelijk deugd had gedaan en hen elk concrete inzichten had opgeleverd, voelde je toch een licht ontgoochelde ondertoon in de feedback: wat meer mannelijk schoon in het gezelschap had niet misstaan. Bij deze is de uitnodiging gelanceerd.